Het stuurprogramma installeren
Het stuurprogramma configureren
Met het ODI-stuurprogramma (Open Data-Link Interface) kunnen LAN-stuurprogramma's gelijktijdig functioneren ongeacht de verschillen in hardware en/of protocolstacks van de communicerende computers. De tussenliggende LSL (link support layer) maakt routering mogelijk van verschillende pakkettypen tussen LAN-stuurprogramma's en protocolstacks.
Voer de volgende stappen uit om het ODI-stuurprogramma te installeren:
Controleer of het stuurprogramma van de Broadcom NetXtreme Gigabit Ethernet-adapter op het systeem is geïnstalleerd. Als dit niet het geval is, installeer deze software dan (zie Het stuurprogramma installeren). Anders kunt u een Broadcom NetXtreme Gigabit Ethernet-adapter niet in een MS-DOS-omgeving gebruiken.
NB: Om het adapterstuurprogramma voor MS-DOS te kunnen installeren, moet de adapter zelf eerst zijn geïnstalleerd.
NB: Breng geen wijzigingen aan in de standaardinstellingen van elk van de andere items in Installation Configuration Summary (Overzicht installatieconfiguratie).
NB: Tijdens de systeemconfiguratie wordt het stuurprogramma geladen en ziet u de Broadcom-banner, de naam van de adapter, het MAC-adres, het IRQ-nummer, de geregistreerde lijnsnelheid en het busnummer (BusNum) en apparaatnummer (DevNum) van de adapter. Als het stuurprogramma niet kan worden geladen,verschijnt er een bericht dat de initialisatie is mislukt.
NB: Tijdens de systeemconfiguratie wordt het stuurprogramma geladen en ziet u de Broadcom-banner, de naam van de adapter, het MAC-adres, het IRQ-nummer, de geregistreerde lijnsnelheid en het busnummer (BusNum) en apparaatnummer (DevNum) van de adapter. Als het stuurprogramma niet kan worden geladen, verschijnt er een bericht dat de initialisatie is mislukt.
Het ODI-stuurprogramma kan worden geconfigureerd door specifieke optionele sleutelwoorden toe te voegen aan het bestand Net.cfg.
Als er verschillende Broadcom NetXtreme Gigabit Ethernet-adapters of adapters met meerdere poorten in een systeem worden geïnstalleerd, wordt het ODI-stuurprogramma automatisch geladen op de adapter/poort met een goede koppeling. Als twee of meer adapters een goede koppeling hebben, wordt de ODI-software geladen op de adapter met de nieuwste apparaat-ID. Als twee of meer adapters een goede koppeling hebben en dezelfde apparaat-ID, wordt de ODI-software geladen op de adapter die zich in de sleuf met het laagste busnummer bevindt. Als het noodzakelijk is om het ODI-stuurprogramma in een bepaalde volgorde op bepaalde adapters te laden, kunnen de sleutelwoorden BusNum, DevNum en FuncNum worden gebruikt. Gebruik deze sleutelwoorden niet, tenzij u PCI-apparaten kunt configureren.
De waarde van het sleutelwoord BusNum die het PCI-busnummer vertegenwoordigt waarin de adapter zich bevindt, is een hexadecimaal getal tussen 0 en 255.
De waarde van het sleutelwoord FuncNum die het functienummer (poortnummer) van een adapter met meerdere poorten vertegenwoordigt, is een hexadecimaal getal waarbij 0 de eerste poort vertegenwoordigt en 1 de tweede poort.
De waarde van het sleutelwoord DevNum die het toegewezen apparaatnummer vertegenwoordigt, is een hexadecimaal getal tussen 0 en 31.
Opmerkingen:
Een voorbeeld van sleutelwoorden voor BusNum, DevNum en FuncNum bij het laden van het ODI-stuurprogramma op verschillende adapters in een bepaalde volgorde vindt u hierna:
PROTOCOL <naam protocol>
BIND B57
BIND B57
LINK DRIVER B57
BUSNUM 1
DEVNUM 9
FRAME <naam frame 1>
LINK DRIVER B57
BUSNUM 1
DEVNUM A
FRAME < naam frame 2>
Het LineSpeed-sleutelwoord wordt gebruikt om de snelheid van de netwerkverbinding in te stellen. Het LineSpeed-sleutelwoord vereist een decimaal getal met de waarde 10, 100 of 1000. Technisch gezien kan een lijnsnelheid van 1000 Mbit/s niet worden ingesteld, maar alleen worden bereikt via auto-negotiation. Simpel gezien voert het stuurprogramma auto-negotiation uit als de lijnsnelheid wordt ingesteld op een waarde van 1000. De instelling van een snelheid van 1000 Mbit/s is onnodig voor koperen koppelingen; auto-negotiation is de juiste ondersteunde configuratie onder de IEEE-Ethernet-specificatie.
Het Duplex-sleutelwoord wordt gebruikt om de duplex-modus van de adapter in te stellen. Het Duplex-sleutelwoord vereist een teksttekenreeks van HALF of FULL. Wanneer het Duplex-sleutelwoord wordt gebruikt, moet het LineSpeed-sleutelwoord ook worden gebruikt. Als er geen sleutelwoord wordt gebruikt, schakelt de netwerkadapter automatisch over naar de auto-negotiationmodus.
Voorbeelden van sleutelwoorden voor LineSpeed en Duplex vindt u hierna:
LINK DRIVER B57
LINESPEED 100
DUPLEX FULL