Terug naar de inhoudsopgave

NDIS2-stuurprogramma: Gebruikershandleiding voor NetLink®/NetXtreme® 57XX

Voordat u met de installatie begint

Het NDIS2-stuurprogramma installeren voor gebruik met MS-DOS-platforms

Het NDIS2-stuurprogramma configureren


Voordat u met de installatie begint

Voordat u het NDIS2-stuurprogramma kunt installeren, moet de Broadcom NetXtreme Gigabit Ethernet-adapter fysiek zijn geïnstalleerd op het systeem. De netwerksoftware die geschikt is voor het besturingssysteem (zoals Microsoft LAN Manager 2.2 voor MS-DOS) moet ook op het systeem zijn geïnstalleerd.

Het NDIS2-stuurprogramma installeren voor gebruik met MS-DOS-platforms

Het NDIS2-stuurprogramma kan worden uitgevoerd vanaf een MS-DOS-opstartdiskette via Microsoft Network Client 3.0 of vanaf de vaste schijf via Microsoft LAN Manager 2.2.

Een opstartdiskette maken voor Microsoft Network Client

Voor de installatie zijn de volgende items vereist:

Een opstartdiskette maken

  1. Maak een nieuwe map, NCADMIN, in de hoofddirectory van het C-station.
  2. Kopieer de bestanden NCADMIN.CN_, NCADMIN.EX_ en NCADMIN.HL_van de map I386 op de Windows NT Server 4.0 cd-rom.
  3. Open een opdrachtregel en wijzig de directory in C:\NCADMIN.
  4. Typ expand -r ncadmin.* en druk op ENTER.
  5. Typ exit (afsluiten) om de opdrachtregel te sluiten en druk vervolgens op ENTER.
  6. Start Windows Verkenner.
  7. Open de map NCADMIN en dubbelklik op ncadmin.exe.
  8. Volg de instructies op het scherm om de netwerkopstartdiskette te maken (kies NE2000 Compatible in de lijst met adapters).
De opstartdiskette wijzigen

De opstartdiskette wijzigen

  1. Wijzig A:\Net\Protocol.ini met Kladblok of een soortgelijke teksteditor.
    1. Wijzig DriverName=$ in DriverName=B57$.
    2. Verwijder alle ingevoerde parameters onder [MS$NE2CLONE] of equivalente secties zoals IOBASE=0x300 of INTERRUPT=3, enz.
    3. Voorbeeld: Protocol.ini-bestand voor IP

      [network.setup]
      
      version=0x3110
      
      netcard=ms$ne2clone,1,MS$NE2CLONE,1
      
      transport=tcpip,TCPIP 
      
      lana0=ms$ne2clone,1,tcpip
      
      [MS$NE2CLONE]
      
      DriverName=B57$
      
      [protman]
      
      DriverName=PROTMAN$
      
      PRIORITY=MS$NDISHLP
      
      [tcpip]
      
      NBSessions=6
      
      DefaultGateway=0
      
      SubNetMask=255 0 0 0
      
      IPAddress=192 168 0 1
      
      DisableDHCP=0
      
      DriverName=TCPIP$
      
      BINDINGS=MS$NE2CLONE
      
      LANABASE=0
      

      Voorbeeld: Protocol.ini-bestand voor IPX

      [network.setup]
      
      version=0x3110
      
      netcard=ms$ne2clone,1,MS$NE2CLONE,1 
      
      transport=ms$ndishlp,MS$NDISHLP 
      
      transport=ms$nwlink,MS$NWLINK 
      
      lana0=ms$ne2clone,1,ms$nwlink 
      
      lana1=ms$ne2clone,1,ms$ndishlp
      
      [MS$NE2CLONE]
      
      DriverName=B57$ 
      
      [protman]
      
      DriverName=PROTMAN$
      
      PRIORITY=MS$NDISHLP
      
      [MS$NDISHLP]
      
      DriverName=ndishlp$
      
      BINDINGS=ms$ne2clone
      
      [ms$nwlink]
      
      DriverName=nwlink$
      
      FRAME=Ethernet_802,2
      
      BINDINGS=MS$NE2CLONE
      
      LANABASE=0
      

      Voorbeeld: Protocol.ini-bestand voor NetBEUI

      [network.setup]
      
      version=0x3110
      
      netcard=ms$ne2clone,1,MS$NE2CLONE,1
      
      transport=ms$ndishlp,MS$NDISHLP
      
      transport=ms$netbeui,MS$NETBEUI
      
      lana0=ms$ne2clone,1,ms$ndishlp
      
      lana1=ms$ne2clone,1,ms$netbeui
      
      [MS$NE2CLONE]
      
      DriverName=B57$ 
      
      [protman]
      
      DriverName=PROTMAN$
      
      PRIORITY=MS$NDISHLP
      
      [MS$NDISHLP]
      
      DriverName=ndishlp$
      
      BINDINGS=MS$NE2CLONE
      
      [MS$NETBEUI]
      
      DriverName=netbeui$
      
      SESSIONS=10
      
      NCBS=12
      
      BINDINGS=MS$NE2CLONE
      
      LANABASE=0
      
  2. Pas A:\Net\System.ini aan.
    1. Wijzig netcard= in netcard=b57.dos.
    2. Controleer eventuele verwijzigingen naar C:\NET en wijzig C:\NET in A:\NET, indien nodig.
    3. Voorbeeld: System.ini-bestand

      [network]
      
      sizworkbuf=1498
      
      filesharing=no
      
      printsharing=no
      
      autologon=yes
      
      computername=MYPC
      
      lanroot=A:\NET
      
      username=USER1
      
      workgroup=WORKGROUP
      
      reconnect=yes
      
      dospophotkey=N
      
      lmlogon=0
      
      logondomain=
      
      preferredredir=basic
      
      autostart=basic
      
      maxconnections=8
      
      [network drivers]
      
      netcard=B57.dos
      
      transport=ndishlp.sys,*netbeui
      
      devdir=A:\NET
      
      LoadRMDrivers=yes
      
  3. Kopieer B57.dos naar A:\Net.
  4. Maak het correcte bestand Autoexec.bat in het A-station voor het gekozen protocol.
  5. Voor TCP/IP

    path=a:\net
    
    a:\net\net initialize
    
    a:\net\netbind.com
    
    a:\net\umb.com
    
    a:\net\tcptsr.exe
    
    a:\net\tinyrfc.exe
    
    a:\net\nmtsr.exe
    
    a:\net\emsbfr.exe
    
    a:\net\net start basic
    
    net use z: \\SERVERNAME\SHARENAME
    

    Voor IPX

    SET PATH=A:\NET
    
    A:\NET\net initialize
    
    A:\NET\nwlink
    
    A:\NET\NET START BASIC
    
    net use z: \\SERVERNAME\SHARENAME
    

    Voor NetBEUI

    SET PATH=A:\NET
    
    A:\NET\NET START BASIC
    
    net use z: \\SERVERNAME\SHARENAME
    
  6. Maak een Config.sys-bestand op de opstartdiskette in station A, zoals hieronder beschreven.
  7. files=30
    
    device=a:\net\ifshlp.sys
    
    lastdrive=z
    
Het DOS NDIS2-stuurprogramma installeren op de vaste schijf

U installeert het DOS NDIS2-stuurprogramma als volgt op de vaste schijf:

  1. Controleer of Microsoft LAN Manager 2.2 is geïnstalleerd op het systeem en dat een protocol zoals NetBEUI is geconfigureerd.
  2. Maak een map op uw vaste schijf waarin het NDIS 2.01-stuurprogramma kan worden opgeslagen.
  3. Voorbeeld: C:\LANMAN

  4. Kopieer het bestand B57.dos naar deze map.
  5. Wijzig het bestand Config.sys door de volgende regels toe te voegen:
  6. DEVICE = C:\LANMAN\PROTMAN.DOS 
    
    DEVICE = C:\LANMAN\B57.DOS
    
    DEVICE = C:\LANMAN\NETBEUI.DOS
    
  7. Wijzig het bestand Autoexec.bat door het volgende toe te voegen:
  8. C:\LANMAN\NETBIND.EXE
    
    C:\LANMAN\NET START WORKSTATION 
    
    C:\LANMAN\NET USE stationsletter: \\servernaam\bronnaam
    
  9. Wijzig het bestand Protocol.ini (dat zich in C:\LANMAN bevindt) zodat het stuurprogramma aan NETBEUI of een ander protocol wordt gebonden.
  10. Voorbeeld:

    PROTOCOL MANAGER]
    
    DriverName = PROTMAN$ 
    
    NETBEUI_XIF]
    
    DriverName = netbeui$
    
    BINDINGS = B57
    
    B57]
    
    DriverName = "B57$" 
    
  11. Start de computer opnieuw op om de installatie te voltooien.
  12. NB: Tijdens de systeemconfiguratie wordt het stuurprogramma geladen en verschijnen de Broadcom-banner, de naam van de controller, het MAC-adres, het IRQ-nummer, de geregistreerde lijnsnelheid, en het BusNum en DevNum van de controller. Als het stuurprogramma niet kan worden geladen, verschijnt er een bericht dat de initialisatie is mislukt.

Het NDIS2-stuurprogramma configureren

Het NDIS2-stuurprogramma kan worden geconfigureerd door specifieke optionele sleutelwoorden toe te voegen aan het bestand Protocol.ini. Als er verschillende Broadcom NetXtreme Gigabit Ethernet-adapters of adapters met meerdere poorten op een systeem worden geïnstalleerd, wordt het NDIS2-stuurprogramma automatisch geladen op de adapter/poort met een goede koppeling. Als twee of meer adapters een goede koppeling hebben, wordt de NDIS2-software geladen op de adapter met de nieuwste apparaat-ID. Als twee of meer adapters een goede koppeling hebben en dezelfde apparaat-ID, wordt de NDIS2-software geladen op de adapter die zich in de sleuf met het laagste busnummer bevindt.

OPMERKING: Op MS-DOS-platforms verdient het geen aanbeveling het NDIS2-stuurprogramma op meer dan 1 adapter te laden. De noodzakelijke NDIS2-protocolmanager die meervoudige verbindingen ondersteunt, is in de MS-DOS-omgeving niet beschikbaar.

Als het noodzakelijk is om het NDIS2-stuurprogramma in een bepaalde volgorde op bepaalde adapters te laden, kunnen de sleutelwoorden BusNum, DevNum en FuncNum worden gebruikt. Gebruik deze sleutelwoorden niet, tenzij u PCI-apparaten kunt configureren.

De waarde van het sleutelwoord BusNum, die het PCI-busnummer vertegenwoordigt waarin de adapter zich bevindt, is een decimaal getal tussen 0 en 255.

De waarde van het sleutelwoord FuncNum, die het functienummer (poortnummer) van een adapter met meerdere poorten vertegenwoordigt, is een decimaal getal waarbij 0 de eerste poort vertegenwoordigt en 1 de tweede poort.

De waarde van het sleutelwoord DevNum, die het toegewezen apparaatnummer vertegenwoordigt, is een decimaal getal tussen 0 en 31.

OPMERKING: Noteer aan het einde van het installatieproces van het NDIS2-stuurprogramma de waarden van BusNum en DevNum die worden weergegeven. U kunt ook Broadcom Advanced Control Suite 3 gebruiken om het busnummer, het functienummer (poortnummer) en het apparaatnummer te bekijken dat aan elke adapter is toegewezen (alleen voor gebruikers van Windows).

Een voorbeeld van sleutelwoorden voor BusNum, DevNum en FuncNum bij het laden van het NDIS2-stuurprogramma op verschillende adapters in een bepaalde volgorde vindt u hierna:

[B57]
DRIVERNAME = B57$
BUSNUM = 3
DEVNUM = 10
[B57_2]
DRIVERNAME = B572$
BUSNUM 3
DEVNUM 11
[B57_3]
DRIVERNAME = B573$
BUSNUM 3
DEVNUM 12
[B57_4]
DRIVERNAME = B574$
BUSNUM 3
DEVNUM 13

Het LineSpeed-sleutelwoord wordt gebruikt om de snelheid van de netwerkverbinding in te stellen. Het LineSpeed-sleutelwoord vereist een decimaal getal met de waarde 10, 100 of 1000. Technisch gezien kan een lijnsnelheid van 1000 Mbit/s niet worden ingesteld, maar alleen worden bereikt via auto-negotiation. Simpel gezien voert het stuurprogramma auto-negotiation uit als de lijnsnelheid wordt ingesteld op een waarde van 1000. De instelling van een snelheid van 1000 Mbit/s is onnodig voor koperen koppelingen; auto-negotiation is de juiste ondersteunde configuratie onder de IEEE-Ethernet-specificatie.

Het Duplex-sleutelwoord wordt gebruikt om de duplex-modus van de adapter in te stellen. Het Duplex-sleutelwoord vereist een teksttekenreeks van HALF of FULL. Wanneer het Duplex-sleutelwoord wordt gebruikt, moet het LineSpeed-sleutelwoord ook worden gebruikt. Als er geen sleutelwoord wordt gebruikt, schakelt de netwerkadapter automatisch over naar de auto-negotiationmodus.

Het sleutelwoord NodeAddress specificeert het netwerkadres dat door de adapter wordt gebruikt. Als er een multicast-adres of een broadcast-adres is opgegeven, gebruikt de adapter het standaard MAC-adres.

Het sleutelwoord FixCheckSumOff schakelt de tijdelijke oplossing uit van het stuurprogramma voor de TCP/IP-stack om de aanvullende versie van de checksum te herkennen.

Een voorbeeld van sleutelwoorden voor LineSpeed, Duplex en NodeAddress vindt u hierna:

[B57]
DRIVERNAME = B57$
BUSNUM = 3
DEVNUM = 10
PORTNUM = 0
LINESPEED = 100
DUPLEX = FULL
NODEADDRESS = ì001020304050î


Terug naar de inhoudsopgave